Herken je dit? Je staat op het punt om een mail te versturen, je rapportage te publiceren of die belangrijke brief te verzenden. Dan slaat de twijfel toe. Klopt de werkwoordspelling wel? Je vraagt daarom toch die ene collega voor een spellingscheck. En ja hoor, er worden een aantal dt-fouten opgemerkt.
De Nederlandse taal is behoorlijk gecompliceerd. Of je een -d, een -t, of -dt schrijft is namelijk afhankelijk van de tijdsvorm. Om het je nog lastiger te maken, speelt de woordsoort ook nog een rol. Als we twijfelen, kiezen we vaak de meest voor de hand liggende vorm. De werkwoordsvorm ‘wordt’ komt 65 keer vaker voor in de Nederlandse taal dan de vorm ‘word’, blijkt uit CELEX, een grote databank van Nederlandse teksten. ‘Ik wordt’ is dan ook een bekende fout. Het is dus niet gek dat je brein je soms even in de steek laat bij werkwoordspelling. Maar het liefst word je natuurlijk nooit meer betrapt op -d en -t fouten.
We beginnen bij het begin! Allereerst onderscheiden we drie groepen: de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord. Voor deze drie groepen pas je namelijk verschillende regels toe.
Voor al deze vormen is het belangrijk om te weten wat de stam is. De stam is het hele werkwoord zonder -en (soms alleen -n). Dus: de stam van gaan is ga en de stam van douchen is douch. Waar nodig passen we regels toe voor een enkele of dubbele klinker: hakken is hak.
De tegenwoordige tijd wordt vaak als het simpelst gezien. Kijk maar mee:
De smurfen hebben het zichzelf heel makkelijk gemaakt door alle werkwoorden in te ruilen voor ‘smurfen’. Koken, knutselen of in de tuin werken? Alles wordt smurfen genoemd. Maar van dat gekke smurfentaaltje kunnen wij nog wat leren!
Twijfel je plots tussen -t, -d of -dt in de tegenwoordige tijd? Vervang het werkwoord dan door smurfen. Hoor je smurft? Schrijf dan een -t bij het werkwoord. Kijk maar:
Je hebt twee soorten werkwoorden: de sterke en de zwakke werkwoorden. Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank:
Ik pak -> ik pakte
Hier ga je dus uit van de stam (hele werkwoord -en). Daarachter komt -te of -de bij enkelvoudige onderwerpen en -ten of -den bij meervoudige onderwerpen. Simpel, toch?
Sterke werkwoorden veranderen daarentegen wel van klank. Bijvoorbeeld slapen:
Ik slaap -> ik sliep
Of er -te of -de achter zwakke werkwoorden moet, hoor je meestal wel. Maar er zijn twijfelgevallen. Is het geloofte of geloofde? En verbaaste of verbaasde?
De regel van dit ezelsbruggetje luidt als volgt: als de stam van het woord eindigt op één van de medeklinkers van ’t ex-kofschip, dan schrijf je -te of -ten aan het eind. Dat zijn dus de letters: t, x, k, f, s, c, h, p. Kijk mee:
De meeste fouten worden gemaakt bij zinnen met een voltooid deelwoord. Als een voltooid deelwoord op -en eindigt, dan levert dat geen problemen op. Ik loop -> ik heb gelopen. Maar -t of een -d, dat hoor je niet.
Door het woord langer te maken in de verleden tijd, kom je er gemakkelijk achter of het woord met een -t of een -d moet worden geschreven in de voltooide tijd.
Daarnaast kan je ook ’t ex-kofschip gebruiken om het voltooid deelwoord te controleren!
-D’tje en -t’tjes blijven een lastig fenomeen in de Nederlandse taal. Werkwoordspelling onder de knie krijgen is één, maar het altijd goed doen blijft lastig. Dé gouden tip: lees na het schrijven je tekst nog even door en laat dit ook door iemand doen met een sterk gevoel voor taal. Ook als je dat zelf ook hebt: je kunt blind worden voor je eigen -dt fouten als je een lange tijd op een tekst gefocust bent.
Ik wil liever een uitgebreide cursus spelling en grammatica volgen
Train2work biedt verschillende cursussen om jouw taalvaardigheid naar een...
Meld je dan aan voor de nieuwsbrief.
maandag t/m vrijdag
8.30 - 17.30 uur
070 385 86 52
info@train2work.nl
maandag t/m vrijdag
8.30 - 17.30 uur